De bijzondere vriendschap tussen Marina en Ragna

Marina Tijssen (57) en Ragna Sels (41). Twee vrouwen die elkaar nooit gekend zouden hebben, tot eenzelfde gruweldaad hen dit jaar lotgenoten maakte. Beiden overleefden een zuuraanval. Nu zijn ze hartsvriendinnen. Verbonden door verminking, gesterkt door elkaar.

Eerder dit jaar, dinsdag 31 juli, het Sint-Jansplein in Antwerpen. Aan de bushalte staat een vrouw met lang, golvend haar te wachten op haar bus. Het is 38 graden buiten. Boven twee slanke, elegante benen draagt ze een fleurig jurkje. Haar schouders zijn bloot. Ze wordt al een tijd gestalkt door haar ex, maar die middag ziet ze hem niet aankomen. Ineens staat hij voor haar. Hij haalt drie keer uit. Dikke, bruine stroop gutst over haar lichaam. In de ambulance, op weg naar het ziekenhuis, vraagt de spoedarts: ‘Mag ik je in slaap doen?’ Als Ragna veertien dagen later wakker wordt uit haar coma, is 41 procent van haar lichaam verminkt.

Drie jaar eerder, vrijdag 20 februari 2015, de Delhaize op het Antwerpse Zuid. Poetsvrouw Marina is die ochtend al om halfvijf beginnen werken. De winkel is nog niet open als ze de hal staat schoon te maken en achter haar een stem klinkt. ‘Mag ik u iets vragen?’ Als ze zich omdraait, smakt er iets in haar gezicht en hoort Marina haar voorhoofd sissen. In het ziekenhuis gaat het licht uit. Negen dagen later ontwaakt Marina. Ze is blind aan één oog, haar gezicht is een lappendeken van afgepelde huid en een deel van haar bovenlichaam voelt alsof het afgeschraapt is. De dader is dan al opgepakt. Het is een krankzinnige, die Delhaize al een tijdje afperste en in Marina een willekeurig gekozen slachtoffer zag.

Eén stukje eigenheid

Afgelopen dinsdag, nazorgcentrum voor brandwonden Oscare in Merksem. In de sofa zitten Ragna en Marina. Ragna draagt iets dat er uitziet als een gewone zwarte legging. In werkelijkheid is het een dikke, lycra, knellende broek die de klok rond haar zwaar verbrande huid op z’n plaats moet houden. Boven het hoogste knoopje van haar jeanshemd komt een huidkleurig drukpak tevoorschijn. Aan haar handen zitten handschoenen. Het enige stukje ‘eigenheid’ dat Ragna in haar kleren kan leggen, zijn haar schoenen. Haar voeten zijn van haar hele lichaam het enige dat ongeschonden bleef. Ze koos vanochtend voor stoere Doctor Martens.

Marina staat in het genezingsproces veel verder. Ooit droeg ze elke dag een drukpak en een masker. Haar gezicht was scheefgetrokken, haar neus ingezakt, haar ogen verschroeid, haar halsstreek een slagveld. Nu kan ze weer gewoon in jeans op straat, is ze mooi gemaquilleerd, kiest ze weer voorzichtig voor een T-shirt met een elegante insnijding en zijn de weggebrande plekken op haar hoofd vervangen door een halflang, vrouwelijk kapsel.

Het is voor Ragna de eerste keer dat ze praat met een journalist, de eerste keer dat ze zich zal laten fotograferen – zij het enkel langs haar goeie kant. Ze wou het doen, maar dan liefst sámen met Marina – haar eigen voorstel. Een half jaar geleden kenden deze vrouwen elkaar van haar noch pluim. Ze woonden op een half uur rijden van elkaar en hadden verschillende leefwerelden. Nu zijn ze hartsvriendinnen. Zeven op zeven bereikbaar voor elkaar. En elkaars enige referentie, als ze willen praten met iemand die hetzelfde meemaakt.

Als een mummie

Ragna: “Mijn ex en ik, het ging al een hele tijd van kwaad naar erger. Hij stalkte me en had al een paar keer een sms gestuurd dat hij me zou aanvallen met zuur. Ik dacht steeds maar: ‘Negeer het, Ragna.’ Ik zou langsgaan bij de politie en een klacht neerleggen. De afspraak was al gemaakt. Die dag in het bushokje heb ik gelukkig de juiste reflex gehad. Ik heb met mijn handtas mijn gezicht beschermd. Tot de ambulance er was, kon ik alleen maar denken: ‘Ik kan nog zien! Ik kan nog zien!’ Ik ben vijf dagen kritiek geweest. Balancerend op het randje. Toen ik wakker werd, is het me meteen gedaagd. De dokters. Hun schorten. De steriele maskers voor hun mond. Hun haren, bijeengedraaid in netjes. Alles kwam meteen terug. Het besef: mijn leven wordt nooit nog hetzelfde.”

“Had je me een jaar geleden gezegd wat er mij vanaf dat moment te wachten stond, ik zou gezegd hebben: ik kan dat niet, ik ben daar niet sterk genoeg voor. Maar ineens is het zo en moét je. Ik lag daar als een mummie. Voor meer dan veertig procent verbrand. Mijn hals en mijn rechterwang verminkt. Mijn lange haren afgeschoren, omdat ze vol ‘product’ zaten. Wat ik nu zeg, ga je onnozel vinden. Ik heb me die eerste dagen sterk gehouden. Niet geweend. Ik wou dat niet. Maar die haren: daarvoor heb ik wél geweend. Ik was zoveel kwijt. En dan ook mijn fierheid nog? Ik wou weg. Naar huis. Ze hebben me moeten vastbinden of ik was weggeweest.”

Marina: ”(knikt) Dat is zo. Je wil weg. Ik had dat ook na die negen dagen coma. Ik ben uiteindelijk nog zes weken moeten blijven. Na zo’n coma kan je niks meer. Niet stappen. Niet eten. Niet drinken. Je moet alles opnieuw leren. Kort erna ben ik nog eens twee maanden opgenomen. Acht opeenvolgende weken hebben ze me geopereerd. Eerst met donorhuid. Dat mislukte. Erna met eigen huid. Ik ben intussen de tel kwijt hoe vaak ik precies op die operatietafel heb gelegen. Dertig keer? Vijfendertig?”

Spiegel mag niet

Ragna: “Toen ik wakker werd, hing mijn hele kamer vol met knutselwerkjes van mijn dochter. Ze is negen. Ik vroeg aan mijn zus: ‘Wanneer komt ze me bezoeken?’ Uitgesloten, antwoordde mijn zus. Dat was een mokerslag. ‘Hoe erg moet ik er dan wel niet uitzien?’, vroeg ik me af.”

Marina: “Ze geven je geen spiegel, hé. Ik kreeg er ook geen. Ze zeggen dat het beter is dat je het niet ziet.”

Ragna: “Achter de rug van een verpleegster heb ik met mijn gsm eens gekeken. Dat was moeilijk. Hoe erg het écht was, heb ik pas beseft toen op een dag een stagiaire mee werd ingeschakeld voor mijn verzorging. Er moesten nietjes uit mijn huid gehaald worden. Ze werd niet goed. De andere verplegers zeiden: ‘Het is de warmte.’ Maar dat was natuurlijk niet zo. Achteraf is ze nog vaak op m’n kamer geweest. Ze had zoiets nog nooit gezien en excuseerde zich voor haar reactie. Ik verstond het wel. Ik heb het ook aan de blik van m’n vader gezien. Hij kon me in het begin moeilijk aankijken. Ik las telkens de kwaadheid op z’n gezicht. ‘Die paljas heeft mijn dochter verminkt.’ In het begin had ook mijn dochter het er moeilijk mee. Dat is over nu. Alles went. Zelfs mijn lichaam en mijn gezicht.”

Marina: “Ze kunnen veel, Ragna. Kijk naar mij. Je weet van hoe ver ik kom. Hoe ik er vandaag uitzie: ik had dat drie jaar geleden nooit durven te dromen. Mijn huid is nu mooier dankzij laserbehandelingen. En zie je mijn lippen? Helemaal getatoeëerd. Zoals de contouren van mijn ogen. Mijn wimpers zaten hiér. (wijst naar een plek midden op haar oogbol) Mijn wenkbrauwen hiér. (wijst naar haar voorhoofd) Wat je nu ziet, is nep, maar het is tenminste mooi. De huid die rond m’n ogen was getransplanteerd, was geel geworden. Nu ze zachtroze is ingekleurd, ziet het er beter uit. Al die behandelingen kosten handenvol geld en worden niet terugbetaald. ‘Luxe-ingrepen’, zeggen ze. Onzin, natuurlijk. Gelukkig deden ze in de Delhaize een benefiet voor me. Anders had ik dit nooit gekund. Ze verzamelden 20.000 euro. Die is al op. Maar wat geld nooit kan terugbrengen, is mijn zicht. Ik ben aan één oog volledig blind. Zeker tien keer hebben ze me geopereerd. Nog altijd krijg ik mijn ogen niet toe. Die ogen: dat vind ik van alles het ergst. Op slechte dagen denk ik: ‘In godsnaam, waarom toch mijn ogen, geef me mijn ogen terug!’ In mijn mond ben ik zes keer geopereerd. Het ‘spul’ is ook daar terechtgekomen. Ik leef met constante pijn aan mijn mond. Op sommige dagen heb ik er meer last van dan op andere. Airco is heel slecht.”

Ragna: “Dat heb ik ook al gemerkt. Als het koud is, trekt mijn huid. Ik krijg vijf dagen per week kine. Dat is om de huid soepeler te krijgen. Ik moet het nog blijven doen, zeker tot 2021 zeggen ze. Dat klinkt als levenslang. Volgende week moet het even een paar dagen zonder. Tijdens de feestdagen vallen er een paar beurten weg.”

Gouden familie

Marina: “Hou er rekening mee dat je pijn gaat hebben, Ragna. Als ik eens een dag kine oversla, voel ik het meteen. Dan voelt het alsof ik in een lichaam zit dat te klein is. Alsof ik te weinig vel heb. Ik zal nog heel lang vijf keer kine per week nodig hebben.”

Ragna: “Ik draag nu 23 uur per dag dit drukpak. Om het aan te trekken, heb ik een thuisverpleegster nodig. Tien uur per dag draag ik ook een gezichtsmasker dat me amper toelaat om te bewegen. Zelfs als ik slaap, draag ik handschoenen. Ik kan je vertellen: dat went niet. Bij alles wat ik doe, heb ik hulp nodig. Ik ben intussen negen keer geopereerd. Vóór de zuuraanval woonde ik alleen met m’n dochter. Toen ik het ziekenhuis mocht verlaten, ben ik moeten intrekken bij mijn ouders. Ze zijn 75 en 76. Ik ben 41 en zorgbehoevend. In plaats van dat ik hen help, helpen zij mij. Dat is moeilijk en dat zorgt weleens voor conflict. Maar het doet me ook beseffen wat voor een gouden familie ik heb.”

Marina: “Toen ik afgelopen zomer hoorde wat Ragna overkomen was, heb ik meteen gezegd: ik wil naar die ‘madam’ toe. In 2015, toen ik zelf die aanval in de Delhaize overleefd had, heeft mijn dochter zonder dat ik het wist contact opgenomen met Greet Rouffaer (de actrice raakte in 1997 zwaar verbrand bij een ontploffing op de set van ‘Wittekerke’, red.). Wat Greet toen voor mij betekend heeft, wou ik op mijn beurt voor Ragna betekenen. Ik heb dat ook zo gezegd tegen de psycholoog, hier bij Oscare. ‘Laat haar weten dat ik altijd naar haar verhaal wil luisteren.’”

Gebeurd is gebeurd

Ragna: “We hebben dan eens afgesproken om op de Bredabaan een tas koffie te gaan drinken. Het was mooi weer. Ik weet nog dat je iets droeg met korte mouwen. Ik keek naar je armen en dacht: ‘Oké. Ik vind ze niet afstotelijk.’ Ook met je gezicht had ik dat gevoel. Het zag er normaler uit dan ik dacht. Dat heeft me die dag veel moed gegeven. Je vertelde dingen die ik herkende. Het was alsof ik naar mezelf keek, maar dan over x aantal jaren. We hebben meteen een klik gevoeld. Omdat we iets gemeenschappelijks hebben wat maar weinig mensen begrijpen. Hier bij Oscare zijn er nog van die lotgenoten. Mensen met brandwonden. Die steun is enorm belangrijk. Als ik hier binnenstap met mijn masker en mijn drukpak kijkt niemand me raar aan. Wat Marina nu voor mij betekent, hoop ik zelf op een dag ook voor iemand te betekenen. Ik probeer op een positieve manier in het leven te staan. Wat gebeurd is, is gebeurd. Maar mijn leven is niet voorbij. Ik zet mijn leven een jaar ‘op pauze’, of zo. Misschien iets langer. Erna word ik weer gelukkig. Hoe gelukkiger ik ben, hoe harder ik daarmee de man raak die me dit heeft aangedaan. Hij wou dat ik m’n hele leven depressief was. ‘Als ik haar niet kan krijgen, dan niemand.’ Dat zal hem niet lukken. Ik hoop dat hij in de vergeetput belandt. Ik ben niet eens bezig met kwaadheid. Mijn gezondheid primeert.”

Marina: “In het begin ben je daar nog veel mee bezig, met die dader. Maar dat mindert. Eerst vragen mensen continu naar hem. Maar ook dat neemt af. Het proces, in de rechtbank, vond ik moeilijk. Hoe de wetsdokter je verwondingen overloopt en zegt dat je dood had kunnen zijn. Het gekke is: ik voelde medelijden met die jongen z’n ouders. Voor die mensen was dat óók vreselijk. Hij kreeg uiteindelijk achttien jaar. Ik hoor dat hij nu in een gevangenis in Nederland zit.”

Zelfs niet één slokje wijn

Ragna: “Op de dag dat het gebeurde, was ik drie weken samen met m’n nieuwe vriend. Na mijn coma duwde ik hem weg. We maakten geen kans, dacht ik. Wie wou er nu zo’n vrouw als ik? Ook hém wou ik een jaar op pauze zetten. Maar hij is altijd blijven komen. Mijn ouders wisten nog niet eens dat hij in mijn leven was. Ze hebben kennisgemaakt boven mijn ziekenhuisbed. We zijn nog steeds samen. In het begin begreep ik niet waarom. Van een ‘huppeldepup’ was ik na drie weken veranderd in een zorgbehoevende vrouw die 23 uur per dag een drukpak draagt en een Star Wars-masker. Maar hij zei: ‘Je bent voor mij nog steeds dezelfde.’ Ook toen heb ik met Marina gepraat. Weet je nog? Ik vroeg: ‘Hoe heeft jouw huwelijk dit doorstaan?’”

Marina: “Frank en ik zijn samen van toen ik veertien was. Ik weet zeker: als dit Frank was overkomen, was ik óók bij hem gebleven. Daarvoor heb je samen te veel opgebouwd. Frank zei me: ‘Ik laat jou niet zitten.’ Toch ben je daar in het begin bang voor. Op seksueel vlak kan je niks meer bieden. En toch. Ik heb gezegd tegen Ragna: ’Je vriend kiést voor jou. Hij wíl jou. Duw hem niet weg.”

Ragna: “Jij kon, door je verbrande mond, niet eens meer kussen. Dát kon ik dan weer wel. (lacht)”

Marina: “Er zijn momenten geweest dat ik er niet meer wou zijn. Dat ik dacht: ‘Ik ben een monster.’ In het begin had ik dat vaak. Nu niet meer. Tenzij dan op een dag met heel veel pijn. Het zit in mijn hoofd weer goed nu. Ik kan me weer mooi voelen. Ik had nooit verwacht nog op dat punt te komen. Ik heb lange tijd nergens naartoe willen gaan. Feestjes en zo. Overal waren mooie vrouwen. En daar was ik dan. Ik kon daar niet mee leven. Het kon toch niet dat ik altijd zo lelijk zou blijven? Dat ik mezelf nooit meer kon maquilleren? Nooit meer mascara? Ik wou ook niet dat iemand ooit foto’s van me maakte. Nu heb ik daar spijt van. Ik had ze graag gehad, om te zien waar ik vandaan kom. Wat wél blijvend is, en dat doet me verdriet, is dat ik nooit nog eens een glas wijn kan drinken. De slijmvliezen in mijn mond zijn te hard aangetast. Alcohol doet vreselijk veel pijn. Al na één slok. Dat is jammer. Want ik kon daar vroeger van genieten.”

Zonder angst

Ragna: “Ik ben een tijdje bang geweest om buiten te komen. Ik vreesde dat kinderen schrik zouden hebben van me. Of dat ik op de tram aangestaard zou worden. Ik heb vaak gewenst dat ik in een klein dorpje woonde in plaats van midden in Antwerpen. In een dorp moet je de blikken één keer doorstaan. Eén keer door die zure appel. Erna wennen ze wel aan je. Maar hier in Antwerpen moet ik elke keer naar de Groenplaats als ik de tram wil nemen. Ik zie elke dag nieuwe mensen, krijg elke dag nieuwe blikken. Gelukkig is het winter en kan ik veel verbergen. Ik zal dit drukpak nog zeker een jaar moeten dragen. Ik hoop dat het geen te warme zomer wordt.”

Marina: “Die eerste keren dat er zon op je huid komt, doen pijn. Maar dat komt goed, Ragna. Dat gaat weg. Op een dag loop jij weer in het zonnetje.”

Ragna: “Ik zal geen leven leiden in opsluiting. Dat heb ik voor mezelf beslist. Op een dag herneem ik mijn leven. Dat wil ik doen zonder in constante angst te leven. Die angst héb ik ook niet. Op mijn ex na kan ik niémand in de hele wereld bedenken die mij dit ooit zou aandoen. Daar moet ik in geloven. En dat doe ik. Met de juiste mensen rond mij denk ik dat er nog een mooi leven voor me ligt. Daar reken ik ook jou bij, Marina. Voor als ik het even niet meer weet. Of een vraag heb waar alleen jij het antwoord op weet. Dat doet me eraan denken: ik heb erge jeuk, hier op mijn schouders, mijn rug en mijn armen, waar al dat littekenweefsel zit. Had jij dat ook?”

Marina: “Heb je die ene zalf niet? Ik bezorg hem je. En ook voor andere dingen: je mag mij altijd bellen. Eender wanneer. Doen, hé!”

Maandag start voor de correctionele rechtbank het proces tegen Jean-Pierre W., de ex van Ragna, met een eerste inleidende zitting. De man zit al sinds de zuuraanval van vorige zomer in voorhechtenis. Hij staat terecht voor poging moord, bedreigingen, intrafamiliaal geweld, inbraak en stalking.

BRON: Het Laatste Nieuws


Oscare zet zich dagdagelijks in voor mensen met brandwonden en littekens. Samen met jouw steun kunnen we de strijd tegen brandwonden verderzetten.


Ik steun Oscare in de strijd tegen brandwonden en littekens
Form not found
Reeds ingezamelde bedrag: Form with ID 4003 not found